dinsdag 23 september 2014

Veranderen voor werknemers

Er is een eindeloze stroom van managementliteratuur over verandering. Die weinig helpt, want het gaat meestal fout. Een leuk blogje over hoe het makkelijk beter kan is dit (wel eerst gratis registreren), van Willem Mastenbroek . En passant maakt hij even gehakt van de 'burning platforms' van John Kotter. Dat is een managementhoogleraar die een standaardwerk over change management heeft geschreven, Leading Change, met heel veel anekdotes en heel weinig voetnoten (0). In de managementwereld kom je daar kennelijk mee weg (Kotter was zelfs hoogleraar aan Harvard).

In de wereld van de gedragstherapeuten waar ik tegenwoordig rondloop (op maandagen) is dat helemaal anders. Daar gebeurt niks als het niet evidence based is, op degelijke randomized controlled trials, die liefdevol RCTtjes worden genoemd. Grappig eigenlijk. Je zou verwachten dat die softe psychologen volledig op hun intuïtie af zouden gaan en die managementbikkels juist uitsluitend op kneiterharde cijfers.

Toen ik vorige week rondliep op het jaarcongres van de vereniging van Europese verenigingen voor gedragstherapie - in het voormalige Congresgebouw, in de zalen waar ooit iedere zomer het North Sea Jazz Festival woedde - vond ik in de boekenkraam een boek over verandering van zo'n gedragstherapeut. Socratisch motiveren heet het, van Martin Appelo. Het was trouwens niet moeilijk te vinden, want er lagen drie stapels van, ieder een halve meter hoog. De uitgever ziet het kennelijk wel zitten met dat boek.

Ik vind het leuk om te kijken of Appelo's ideeën over gedragsverandering bij patiënten ook werken in de wereld van de werknemer. Dat zijn ook mensen. Misschien kunnen management consultants dan wel iets leren over verandering van de cognitieve gedragstherapie.

Het boek is trouwens geschreven om goedwillende therapeuten en andere hulpverleners - zelfs mediators, zoals ik - te helpen geen energie te steken in patiënten of cliënten die niet geholpen willen worden, ook al doen ze in de spreekkamer wel alsof. Dat is nodig, want veel hulpverleners zijn moe, op een burn out af, van hun dagelijkse pogingen mensen die niet willen veranderen toch een beetje de goede kant op te sjorren. Het is nobel daar iets aan te doen, want het voorkomt burnout en het scheelt ook nog eens belastingcenten, want het maakt behoorlijk wat behandelingen overbodig.

Dit wordt lang.

Appelo heeft een formule gemaakt voor veranderingsbereidheid:
In woorden:
Voor duurzame gedragsverandering zijn innerlijke drang èn discipline èn interne attributie noodzakelijk.
Ik leg alles zo uit. Ik vond het meteen plausibel toen ik het las (maar dat heb ik al snel als ik een gloedvol betoog lees, eerlijk gezegd had ik dat ook met Leading Change van Kotter toen ik de samenvatting las). Maar werkt het ook in een bedrijf? Verandermanagement gaat ook over gedragsverandering, net als therapie. Maar termen als discipline en interne attributie heb ik nog nooit gehoord bij reorganisaties (een populaire vorm van duurzame gedragsverandering bij bedrijven). Spelen die dan wel een rol?

Misschien wordt het nu toch tijd om die interne attributie even uit te leggen: interne attributie betekent dat je de schuld voor mislukkingen bij jezelf legt en niet bij de omgeving. Het management of zo. Misschien is de term nieuw voor verandermanagers, de gedachte vast niet.

Nee, dan discipline. Dat klinkt naar kazernes en kostscholen en die associatie wil een verandermanager vast liever vermijden. Discipline heb je bij Appelo nodig om weerstand te bieden aan ingesleten gewoontes, sociale druk te weerstaan en ziektewinst. Uit ander onderzoek blijkt dat je een goede gewoonte gemiddeld 66 dagen achter elkaar moet herhalen om hem je eigen te maken. Elke dag één glas water leren drinken voor het ontbijt kost minder tijd, elke dag 50x opdrukken aanmerkelijk meer. Hoe lang zou het duren om jezelf aan te leren om klanten dezelfde dag terug te bellen? En dat is dan nog maar één nieuwe gewoonte.

Sociale druk is wel weer een bekende in het verandermanagement. Als je eerst de informele leiders in de kantoortuin omturnt, volgen de lagere rangen in de pikorde vanzelf. En omgekeerd, meer in de denkrichting van Appelo, ga jij niet veranderen als de collega's tegen wie je opkijkt (niet per se je leidinggevenden) dat niet zien zitten.

Ziektewinst lijkt echt iets uit de hulpverlening: het kan fijn zijn om ziek te zijn, want dan krijg je aandacht van autoriteiten, zoals de medisch-specialist, en je hoeft niet te werken. Als je wel wordt doorbetaald, is dat niet meteen een straf. Ik stap hier op glad ijs, maar als je weerstand tegen verandering ook als ziekte ziet, dan snap ik de winst wel: je krijgt vaak de verandermanager langs, die je probeert te overtuigen van de voordelen van verandering, en dat is een duurbetaalde autoriteit, die regelmatig met de topmanagers spreekt die jij alleen bij de nieuwjaarsreceptie van dichtbij ziet. Bovendien kan het bespreken van de reorganisatie met wie het maar wil horen leuker zijn dan je gewone werk.

We zijn bij de innerlijke drang. Volgens Appelo is dat lijdensdruk, maar dan wel in combinatie met een alternatief. Als je geen alternatief hebt, bijvoorbeeld voor je partner, ga je niet zo snel weg, hoeveel je ook lijdt. Lijdensdruk bestaat ook in organisaties, ook al noem je dat anders. Als je niet bang hoeft te zijn dat de boel failliet gaat of dat je ontslagen wordt, of dat je heel vervelend werk krijgt, kom je niet in beweging. Klinkt aannemelijk, toch?

Alternatieven zijn ingewikkelder. Of toch niet? Als je als verandermanager roept dat alles anders moet (klantgerichter, om maar iets te noemen), maar er niet bij zegt hoe dat dan ongeveer moet, is er geen duidelijk alternatief. Bij Appelo verandert er dan niks. In organisaties ook niet, denk ik.

Zo. We hebben de hele formule voor duurzame gedragsverandering in de hulpverlening nu doorgewerkt en gezien dat alle elementen ook in organisaties voorkomen. Daarmee hebben we zo maar ineens een formule waarmee je heel aardig kunt inschatten of een medewerker gaat veranderen. Met een goede steekproef kun je dat dan ook taxeren voor de hele organisatie. En het is ook nog allemaal goed onderbouwd.

Wie vertaalt het even in het Engels voor Kotter? Vergeet de voetnoten niet.

dinsdag 2 september 2014

Kijk nou eens, een uitgeefsucces!

Vorige week liep ik toevallig tegen de documentaireserie van Vice over het kalifaat van IS aan. Ik was nogal onder de indruk, want dit waren de eerste beelden die ik zag van het nieuwe leven in Al Raqqa en omstreken.

Dat kan natuurlijk ook komen omdat ik nooit naar het journaal kijk of naar actualiteitenrubrieken.

Maar toch, ik was geboeid en wilde meer, dus ik ben verder gaan zoeken. Het blijkt dat ze allerlei langere en kortere documentaires maken over van alles en nog wat: Femen, politiek geweld op de Filipijnen, bare knuckle fights in Engeland (waar anders?). Stuk voor stuk boeiend en mooi gemaakt.

De stijl wordt wel gonzo journalism genoemd: de interviewer is regelmatig in beeld en zijn commentaar en zijn emotionele reacties zijn een belangrijk deel van het geheel. Objectiviteit is geen vereiste, er komen geen deskundigen voor de camera en ze doen niet aan handige animaties of uitgebreide achtergrondinformatie. Je ziet alleen de interviewer en de mensen over wie het gaat.

Zo krijg je ook video's die je snel kunt produceren (en ze duren ook geen uur). Vandaag schieten, vanavond monteren, morgen online. Dat is trouwens een deel van de formule: voortdurend nieuwe programma's. Anders loopt je publiek weg.

Hip

En Vice is ongelofelijk hip. De interviewers en programmamakers zijn twintigers of dertigers, met tattoos en goed haar, en de topman, Shane Smith is helemaal een icoon van het snelle leven.

In een interview met de Financial Times mijmerde hij liefdevol over zijn vroegere bestaan: “I would be at the party and would just want to get wasted, take coke and have sex with girls in the bathroom,” Nu is hij 43 en heeft hij, met twee jonge kinderen, vaker zin in een dutje. Toch een wat ander type dan Nancy McKinstry of John de Mol, om maar wat mediabazen te noemen.

Rupert Murdoch, een andere, volkomen onhippe mediatycoon, die meer in geld is geïnteresseerd dan in mooie documentaires, had al vrij snel door dat Vice iets bijzonders is en heeft een aandeel in het bedrijf gekocht. Nu is een combine waar Walt Disney (van Sneeuwwitje) deel van uitmaakt bezig 10% van de aandelen over te nemen.

Business model

Ik ben dan benieuwd waar Vice zijn geld aan verdient. Ik had altijd begrepen dat het in de mediawereld bergafwaarts ging en ik ben wat wantrouwig tegenover startups die miljoenen mensen bereiken, maar nog even niet weten waar het geld vandaan moet komen, behalve dan van venture capitalists. Twitter of zo.

Nou, Vice heeft een eenvoudig businessmodel. (Ik ken er trouwens maar vier: uurtje factuurtje, advertenties verkopen, producten verkopen en abonnementen verkopen): advertenties. Net als Facebook en Google.

Grote merken, zoals Intel, Ray Ban en The North Face, zijn erg geïnteresseerd in de doelgroep van Vice. Jonge mannen (tweederde van het publiek), hoog opgeleid, ze geven 2x zoveel uit aan reizen als gemiddeld, gaan veel vaker uit en zijn 3,4 zo vaak ZZP'er als de gemiddelde (jonge man in Amerika).

Of zoals Smith tegen Murdoch zei: ‘I have Gen Y, I have social [media], I have online video. You have none of that. I have the future, you have the past.’ Best stoer om tegen iemand te zeggen die 5% van je bedrijf koopt.

Generation Y dus, het grootste cohort sinds de babyboomers en het rijkste, ook al is de helft volgens Smith werkloos. De doelgroep staat mooi beschreven in de mediakit.

Net als de tarieven. Je betaalt 45 dollar aan Vice voor iedere duizend keer dat jouw banner wordt bekeken. De video's van Vice worden 550 miljoen keer per maand bekeken. Dat kan leuke bedragen opleveren.

Vice verkoopt overigens nog meer dan banners. Je kunt ze ook een video laten maken, of een hele serie. North Face heeft dat gedaan. Je ziet daarin af en toe iemand in een broek van North Face of zo'n tas. Een stuk minder storend dan product placement in een doorsnee soap. Maar uiteraard is daar controverse over, dus kijk vooral zelf.

En ze schrijven ook nog artikelen. 

De winnende formule?

Video, maar dan ook wel heel veel video, voor Generation Y. En hippe mensen het werk laten doen.

Kan dit ook in Nederland?

Wel ja. Journalisten en videocamera's hebben we hier ook. Hippe mensen ook. Nederland is qua bevolking 1/20 van de VS en met 1/20 van de omzet van Vice kun je een mooie uitgeverij opzetten.