dinsdag 8 september 2015

Waarom Amerikaanse websites de wereld domineren en wanneer het mis gaat

Puking Eenhoorn SweatersIk lees graag Monday Note een blog van twee Fransen over digitale dingen. De een is de digitale baas van Les Echos, het Franse FD. De andere, Jean-Louis Gassée, is een gepensioneerde Apple watcher. Apple interesseert me niet zo, maar de verhalen van die nieuwsman, Frédéric Filloux wel. Dat is een uitgever, goed volk.

Als rechtgeaard Fransman maakt hij zich druk over de Amerikaanse overheersing van het Internet. Minder Frans is dat hij daar een objectievere verklaring voor zoekt dan imperialisme, de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de pulpmedia aan die kant van de wereld of wat je nog meer voor moralistisch kunt bedenken.

Waar hij wel mee komt als verklaring zijn hogere onderwijsuitgaven. Sprekend voorbeeld: de Ecole Polytechnique heeft 7 hoogleraren informatica, Harvard en de andere Amerikaanse topuniversiteiten hebben er honderden. Daarmee kun je dus meer intelligente mensen opleiden tot programmeur. Wie aan deze kant van Lille heeft er trouwens ooit van de Ecole Polytechnique gehoord?

 


Geld


Een andere verklaring is dat in Amerika het geld voor het oprapen ligt. Geld om Internetbedrijven op te starten. Dit grafiekje geeft het wel aardig weer.





We krijgen hier gewoon het geld niet bij elkaar. En dat terwijl de Europese economie groter is dan de Amerikaanse. Een fractie, maar toch (18.526 miljard tegen 17.418). Een fractie van 1.000 miljard trouwens, daar zou ik makkelijk mee met vervroegd pensioen kunnen, om nog meer blogjes te schrijven.

Even een nuance: in de EU hebben we 500 miljoen mensen nodig om dat bij elkaar te harken, in de VS lukt het al met 300 miljoen.

Bubbels


Wat ik nou leuk vind is om hier een berichtje tegenover te zetten over de geldwereld in de VS, die van de VCs (50 jaar geleden betekende die afkorting trouwens Vietcong, als ik er even wat ouwelullenpraat doorheen mag gooien). Venture capitalists, durfkapitalisten.

Eerder deze maand vroeg Nick Bilton van Vanity Fair (van de eerste had ik nog nooit gehoord, van Vanity Fair natuurlijk wel, maar ik dacht dat dat alleen over Hollywood ging) zich af of het geld niet iets te hoog tegen de plinten klotst in San Francisco en er weer een bubble op barsten staat, net als in 2000, toen ik 30.000 gulden ben kwijtgeraakt aan beleggingsfondsen die even niet meer wilden. Op een inleg van 40.000. Au. Nooit een boterham minder om gegeten trouwens.

Bilton zoekt enthousiast naar aanwijzingen voor dreigende rampspoed. Bijvoorbeeld dat Snapchat undergraduates wegkoopt van Stanford met salarissen van USD 500.000. (Lijkt me slecht voor je karakter). Een andere aanwijzing vindt hij in de nieuwbouw van Facebook en Google, want er schijnt een samenhang te zijn tussen hoogbouw en crisis. Het Empire State Building werd bijvoorbeeld net voor de crash van 1929 opgeleverd.

Iets meer overtuigend - en dan komen we bij de VCs - is dat er op dit moment meer dan 100 eenhoorns zijn, unicorns. Dat zijn startups die 1 miljard dollar of meer waard zijn.

Dat lijkt mooi - en dat is het natuurlijk ook wel - maar het is niet helemaal duidelijk wie bepaalt of een startup 1 miljard waard is. Bilton citeert een eigenaar die zegt: we zijn zelf maar gaan roepen dat we 1 miljard zijn, anders wil er niemand voor ons werken.

Nog lastiger is dat een unicorn maar twee manieren heeft om zich te ontwikkelen. Hij kan naar de beurs, maar dat heeft alleen zin als hij omzet maakt (winst is ook handig), om lekker te cashen, of doorgroeien, door nog meer geld van VCs aan te trekken.

Dat houdt natuurlijk een keertje op en dan knapt er een bubbeltje. Hoe meer unicorns, hoe meer bubbels. Riskant.

Maar ja, hier in Europa zouden we wel graag wat van die bubbels hebben. Dan doen we tenminste ook een beetje mee.